Fotograaf: Henri Berssenbrugge
Boeren Burgers Buitenlui

Rotterdam 1873
Goirle 1959

Henri Berssenbrugge was in de eerste helft van de twintigste eeuw de bekendste fotograaf van Nederland. Samen met Franz Ziegler werd hij door vakgenoten beschouwd als de beste fotograaf van het land. Internationaal verwierf hij grote bekendheid met zijn picturalistische werk.

Al vroeg in zijn carrière had hij een band met Tilburg. In de Zomerstraat opende hij een filiaal van de fotozaak Au Héron, en in zijn vrije tijd fotografeerde hij het boerenleven in het buitengebied van Tilburg. Na een huwelijk en scheiding met Corry Alban, trouwde hij met de Tilburgse Joanna Melis. In Den Haag vestigde hij een prachtige studio, waar veel bekende Nederlanders zich graag lieten portretteren. De Tilburgse media volgden zijn carrière op de voet en berichtten regelmatig over zijn successen — hij bleef immers een oud-stadsgenoot.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog moest het gezin vanwege de bouw van de Atlantikwall verhuizen, waarna zij zich vestigden in Goirle. We vonden een interview met hem in het tijdschrift Focus en plaatsen de tekst daarvan hieronder voor u.


In 1920 schreef Adriaan Boer over Berssenbrugge:

“Als ik aan Berssenbrugge denk, zie ik altijd kwikzilver op een schoteltje voor me: dat glanzende, altijd bewegende goedje, dat soms plotseling in schitterende bolletjes uit elkaar springt en uit je handen glipt. En zo is Bers ook een beetje: een fijngebouwde jongeman met snelle, trippelende bewegingen en glinsterende ogen, druk pratend met een hoge stem over alle mooie dingen die hij ziet.”

Die woorden kwamen bij ons op toen we in Scheveningen op bezoek gingen bij de fotograaf Berssenbrugge voor een interview over zijn loopbaan en zijn visie op fotografie. We verwachtten een oudere heer aan te treffen – misschien niet versleten, maar toch wel op leeftijd – die zijn doelen had bereikt en nu in alle rust voor zichzelf fotografeerde. Maar we vergaten dat we Bèrs gingen interviewen – en dat is een ander verhaal!

Het bijzondere aan Berssenbrugge is namelijk dat hij nauwelijks veranderd is. Je zou nooit vermoeden dat deze energieke, enthousiaste en levendige kunstenaar al bijna zeventig is. Hij zit nog steeds boordevol ideeën en praat vol vuur over kunst en kunstfotografie. Zijn enthousiasme werkt aanstekelijk – je zou wensen dat je iets daarvan kon overbrengen op de jongere generatie.

En zo ontspint zich een gesprek over kunstfotografie met iemand die werkelijk alle technieken heeft geprobeerd – en ze stuk voor stuk opnieuw zou willen gebruiken om de schoonheid die hij overal ziet, met anderen te delen.

Oorspronkelijk was het de bedoeling dat Berssenbrugge de handel in zou gaan, maar dat liep anders. Zijn liefde voor kunst was sterker en dus ging hij naar de kunstacademie, waar hij in 1900 een zilveren medaille behaalde.

Na een tijdje begon de koopman in hem zich te roeren – hij besefte dat de ‘grote’ kunst hem waarschijnlijk geen toekomst bood. Dus wendde hij zich tot de ‘kleinere’ kunst: de fotografie. Nadat hij een camera had gekocht, begon hij een zaak in Tilburg. Later verhuisde hij naar Rotterdam, waar het in het begin moeizaam ging. Hij werd vooral bekend bij toneelspelers en andere artiesten, die zijn werk waardeerden – maar helaas niet altijd betaalden.

Pas in Den Haag kwam de echte waardering. Daar vond hij een publiek dat zijn uitzonderlijke werk op waarde wist te schatten en bereid was ervoor te betalen.

Bers is op zijn best als hij tussen een stapel van zijn eigen foto’s staat – en hoe groter die stapel, hoe beter, want dan heeft hij des te meer te vertellen en te laten zien. Wat hem zo bijzonder maakt, is dat hij overal inspiratie ziet – en dan ook nog motieven die echt de moeite waard zijn. Geef tien amateurfotografen (en laten we de professionals erbij nemen) de opdracht om het Vredespaleis te fotograferen: zouden zij zulke bijzondere series maken als Bers op die mistige winterochtend?

Hij ziet overal iets moois, en alles vindt hij “leuk” – een woord dat hij vaak gebruikt. Zijn hart ligt bij de combinatiegomdruk, “omdat je daar zo lekker mee kunt knoeien”, zoals hij het zelf zegt. Daarmee bedoelt hij dat je dingen kunt bijtekenen, schaduwen kunt aanzetten of ongewenste elementen weg kunt laten.

En als iemand dan het woord “stijlzuiver” laat vallen, borrelen zijn enthousiasme en verontwaardiging tegelijk op:
“Waar bemoeien die mensen zich mee? Als ik iets wil maken dat mooi is – in welke techniek dan ook – dan is dat mijn zaak. Niemand anders heeft zich daar mee te bemoeien!”

Fotograaf: Dre van Eekelen
Slow to Fluid